Vertaal
Naar andere talen: • aufmachen > ENaufmachen > ESaufmachen > FR
Vertalingen aufmachen DE>NL

aufmachen

werkw.
Uitspraak:  aufmaxən]

1) öffnen - openen , openmaken
Machen wir uns eine Flasche Wein auf? - Zullen we een fles wijn openen?
uitdrukking Mach doch die Augen auf!

2) für Besucher oder Kunden geöffnet werden - openen , open gaan
Um wie viel Uhr macht der Supermarkt auf? - Hoe laat gaat de supermarkt open?
Diese Bäckerei hat letzten Monat neu aufgemacht. - Deze bakker is vorige maand voor het eerst opengegaan.

3) ein Geschäft, Restaurant usw. eröffnen - openen
Sie wollen einen neuen Kindergarten aufmachen. - Zij willen een nieuwe kleuterschool openen.

4) irgendwie gestalten, darstellen - vorm geven , beschrijven
Die Geschichte war in der Zeitung groß aufgemacht. - De gebeurtenis werd groots door de krant beschreven.

5) irgendwohin fahren oder gehen - opbreken , opstappen
Er machte sich auf, in die Stadt zu fahren. - Hij maakte zich gereed om naar de stad te rijden.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
aufmachen (ww.) tooien (ww.) ; openen (ww.) ; opheffen (ww.) ; opmaken (ww.) ; opschikken (ww.) ; opsieren (ww.) ; opsmukken (ww.) ; optuigen (ww.) ; scheiden (ww.) ; schotels garneren (ww.) ; stukmaken (ww.) ; opendraaien (ww.) ; tornen (ww.) ; uithalen (ww.) ; uittrekken (ww.) ; verbreken (ww.) ; verbrijzelen (ww.) ; verbruiken (ww.) ; verfraaien (ww.) ; verluchten (ww.) ; versieren (ww.) ; zich mooi maken (ww.) ; ontsluiten (ww.) ; aanstalten maken (ww.) ; afbreken (ww.) ; afwerken (ww.) ; beëindigen (ww.) ; consumeren (ww.) ; detacheren (ww.) ; forceren (ww.) ; garneren (ww.) ; gebruiken (ww.) ; losknopen (ww.) ; loskrijgen (ww.) ; losmaken (ww.) ; lostornen (ww.) ; loswerken (ww.) ; ontbinden (ww.) ; ontgrendelen (ww.) ; ontknopen (ww.)
das Aufmachenhet openmaken ; het opendoen
aufmachen openzetten
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `aufmachen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abbrechen
DE: Abkoppeln
DE: Abtrennen
DE: anbrechen
DE: andrehen
DE: aufarbeiten
DE: aufbinden
DE: aufbrauchen
DE: aufdrehen
DE: aufhaken