Vertaal
Naar andere talen: • lagern > ENlagern > ESlagern > FR
Vertalingen lagern DE>NL

lagern

werkw.
Uitspraak:  [ˈlaːgɐn]

1) aufbewahren - opslaan
Kartoffeln im Keller lagern - aardappels in de kelder opslaan

2) aufbewahrt werden - opslaan
Der Wein muss kühl und trocken lagern. - De wijn moet koel en droog worden bewaard.

3) in eine bestimmte Stellung bringen - opslaan
einen Verletzten bequem lagern - een gewonde comfortabel neerleggen
die Beine hoch lagern - de benen hoog neerleggen

4) an einem bestimmten Ort im Freien übernachten - overnachten
Die Soldaten lagerten in Zelten am Fluss. - De soldaten overnachten in tenten bij de rivier.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
lagern (ww.) bergen (ww.) ; bewaren (ww.) ; deponeren (ww.) ; kamperen (ww.) ; legeren (ww.) ; leggen (ww.) ; neerleggen (ww.) ; opruimen (ww.) ; opslaan (ww.) ; plaatsen (ww.) ; wegleggen (ww.)
lagern in voorraad houden ; lageren ; opslaan ; opslag
Bronnen: interglot; Horecagids; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `lagern`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abdecken
DE: ablegen
DE: abspeichern
DE: aufbewahren
DE: aufheben
DE: aufspeichern
DE: ausverkaufen
DE: bergen
DE: bewahren
DE: biwakieren

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: kühl lagern NL: koel bewaren
DE: die Sache ist anders gelagert NL: die zaak ligt anders
DE: sich lagern, zich legeren NL: gaan liggen