Zie ook:
bewährenVertalingen bewahren DE>NL
I bewahren
werkw.
1) vor etw. Negativem beschützen -
behoeden , beschermen jemanden davor bewahren, einen großen Fehler zu machen - iemand behoeden voor het maken van een grote fout |
2) behalten -
bewaren Sie wollte sich ihre Unabhängigkeit bewahren. - U wilt uw onafhankelijkheid bewaren. |
3) dafür sorgen, dass etw. weiter (in gutem Zustand) existiert -
beschermen Der unverfälschte Charakter der Gegend soll bewahrt bleiben. - Het onvervalste karakter van de omgeving moet beschermd blijven. |
4) beibehalten, nicht aufgeben -
handhaven , aanhouden Bitte bewahren Sie Stillschweigen über diese Angelegenheit. - Bewaart u alstublieft uw stilzwijgen over deze gebeurtenis. |
II die Bewahrung
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [bəˈvaːrʊŋ] |
Verbuigingen: | Bewahrung |
deel van de uitdrukking: bewaring , behoud , bescherming die Bewahrung des Friedens - het bewaren van de vrede die Bewahrung der Artenvielfalt - de bescherming van de soortenrijkdom |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
bewahren (ww.) | handhaven (ww.) ; wegleggen (ww.) ; stand houden (ww.) ; plaatsen (ww.) ; opslaan (ww.) ; opruimen (ww.) ; neerleggen (ww.) ; leggen (ww.) ; instandhouden (ww.) ; in bescherming nemen (ww.) ; behoeden (ww.) ; deponeren (ww.) ; conserveren (ww.) ; bewaren (ww.) ; beschutten (ww.) ; bescherming bieden (ww.) ; beschermen (ww.) ; bergen (ww.) ; behouden (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `bewahren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abdeckenDE: ablegenDE: abschirmenDE: achtgebenDE: auf die hohe Kante legenDE: auf die Seite legenDE: aufbewahrenDE: aufhebenDE: aufpassenDE: ausverkaufen