erweitern - Vertaling Duits-Nederlands

Vertalingen erweitern DE>NL

I erweitern

werkw.

Uitspraak:

[ɛɐˈva itɐn]

1) in der Fläche vergrößern - uitbreiden

2) im Umfang vergrößern - uitbreiden

Reisen erweitert den eigenen Horizont. - Reizen verruimt de eigen horizon.

3) größer, weiter werden - verwijden , verruimen , uitbreiden

Bei Wärme erweitern sich die Blutgefäße. - Bij warmte zetten de bloedvaten uit.
erweiterte Pupillen haben - vergrote pupillen hebben

4) umfangreicher, mehr werden - toenemen , verruimen , uitbreiden

Unsere Möglichkeiten haben sich dadurch enorm erweitert. - Onze mogelijkheden zijn daardoor enorm uitgebreid.

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ɛɐˈva itərʊŋ]
Verbuigingen:	Erweiterung , Erweiterungen

deel van de uitdrukking: verwijding , uitbreiding

eine Erweiterung der Pupillen - een verwijding van de pupillen
zur Erweiterung meines Wissens - ter vergroting van mijn kennis

Overige bronnen

erweitern (ww.)	breder maken (ww.) ; expanderen (ww.) ; openen (ww.) ; talrijker maken (ww.) ; uitbouwen (ww.) ; uitbreiden (ww.) ; uitdijen (ww.) ; verbreden (ww.) ; verbreiden (ww.) ; vergroten (ww.) ; vermeerderen (ww.) ; verruimen (ww.) ; verwijden (ww.) ; wijder maken (ww.)
erweitern	vergroten

Bronnen: interglot; A.M.T.S.

Voorbeeldzinnen met `erweitern`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: aufstocken
DE: ausbauen
DE: ausdehnen
DE: ausweiten
DE: dehnen
DE: erhöhen
DE: expandieren
DE: sich ausbreiten
DE: sich ausdehnen
DE: sich ausweiten