Vertaal
Naar andere talen: • dehnen > ENdehnen > ESdehnen > FR
Vertalingen dehnen DE>NL

dehnen

werkw.
Uitspraak:  [ˈdeːnən]

1) strecken - (uit)rekken
Sie gähnte und dehnte sich ausgiebig. - Zij gaapte en strekte zich uitgebreid.
Dehnübungen - rekoefeningen

2) länger oder breiter machen, indem man daran zieht - (uit)rekken
Er versuchte, die Fesseln zu dehnen, um sich zu befreien. - Hij probeerde de boeien uit te rekken om zich te bevrijden.

3) unter Belastung länger oder breiter werden - (uit)rekken
Die Jeans dehnt sich mit der Zeit. - De jeans rekt mettertijd.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
dehnen (ww.) krammen (ww.) ; met een kram vastmaken (ww.) ; opspannen (ww.) ; rekken (ww.) ; spannen (ww.) ; uitstrekken (ww.) ; verwijden (ww.) ; wijder maken (ww.) ; zich uitrekken (ww.)
das Dehnenhet oprekken
dehnen strekken ; uitrekken ; vormverandering onder druk
Bronnen: interglot; A.M.T.S.; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `dehnen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: anspannen
DE: aufziehen
DE: ausbreiten
DE: ausstrecken
DE: beziehen
DE: erweitern
DE: fortziehen
DE: krampen
DE: recken
DE: spannen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: sich dehnen NL: zich uitstrekken NL: zich uitrekken, zich uitzetten