I bestellen

werkw.

Uitspraak:

[bəˈʃtɛlən]

1) einer Firma mitteilen, dass sie einem etw. liefern soll - bestellen

ein Kleid aus dem Katalog bestellen - een jurk uit de catalogus bestellen Bestellschein - bestelbon

2) der Bedienung sagen, was man essen oder trinken will - bestellen

einen Kaffee bestellen - koffie bestellen Haben Sie schon bestellt? - Heeft u al besteld?

3) jemanden bitten, irgendwohin zu kommen - bestellen

Wir haben für heute Abend einen Babysitter bestellt. - We hebben voor vanavond een babysitter gevraagd. Ich bin um neun Uhr zum Arzt bestellt. - Ik moet om negen uur bij de dokter zijn.

4) jemandem eine Nachricht überbringen - meedelen , informeren

Bestell ihm schöne Grüße von mir! - Doe hem de groeten van mij!

5) deel van de uitdrukking:

um jemanden / etw. ist es gut / schlecht bestellt (=jemandem geht es gut / schlecht, etw. ist in gutem / schlechtem Zustand) - het gaat hem goed / slecht

6) bearbeiten, um etw. anzupflanzen - bewerken

II die Bestellung

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[bəˈʃtɛlʊŋ]
Verbuigingen:	Bestellung , Bestellungen

1) deel van de uitdrukking: bestelling

eine Bestellung aufgeben - een bestelling doorgeven

2) Ware, Getränke oder Speisen, die man bestellt hat - bestelling

Die Bestellung wurde heute geliefert. - De bestelling werd vandaag geleverd.

© K Dictionaries Ltd.

bestellen (ww.)	aanleveren (ww.) ; afgeven (ww.) ; afleveren (ww.) ; bezorgen (ww.) ; brengen (ww.) ; leveren (ww.) ; orderen (ww.) ; overhandigen (ww.) ; thuisbezorgen (ww.) ; toeleveren (ww.)
das Bestellen	het bestellen
bestellen	bestellen ; bewerken ; in de bodem deponeren

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




DE: Abgeben
DE: an etwas arbeiten
DE: anfordern
DE: auffordern
DE: aufrufen
DE: ausliefern
DE: austragen
DE: bearbeiten
DE: bebauen
DE: besorgen

DE: sein Haus bestellen NL: alles regelen (voor geval van overlijden)
DE: einen Vertreter bestellen NL: een plaatsvervanger benoemen