Vertalingen besorgen DE>NL
I besorgen
werkw.
1) etw., das man braucht, organisieren, holen oder kaufen -
be-/verzorgen , op de post doen , kopen Kannst du mir etwas aus der Apotheke besorgen? - Kun je voor mij iets van de apotheker brengen? Sie besorgte sich ein ärztliches Attest. - Zij bracht een doktersattest. |
2) erledigen -
inkopen , werken , kopen Seine Schwester besorgt ihm jetzt den Haushalt. - Zijn zus doet voor hem nu het huishouden. Lass nur, das Aufräumen besorge ich nachher selbst. - Laat maar, ik ruim het later zelf op. |
3) deel van de uitdrukking: es jemandem besorgen (=mit jemandem Sex haben) - met iemand seks hebben
|
II die Besorgung
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [bəˈzɔrgʊŋ] |
| Verbuigingen: | Besorgung , Besorgungen |
deel van de uitdrukking: be-/verzorging , boodschap | in der Stadt Besorgungen machen - in de stad boodschappen doen |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| besorgen (ww.) | overhandigen (ww.) ; zich iets verschaffen (ww.) ; verstrekken (ww.) ; verlenen (ww.) ; verdelen (ww.) ; uitreiken (ww.) ; toeleveren (ww.) ; thuisbezorgen (ww.) ; schenken (ww.) ; ronddelen (ww.) ; rondbrengen (ww.) ; pakken (ww.) ; aanleveren (ww.) ; nemen (ww.) ; leveren (ww.) ; halen (ww.) ; geven (ww.) ; distribueren (ww.) ; brengen (ww.) ; bezorgen (ww.) ; bestellen (ww.) ; afleveren (ww.) ; afgeven (ww.) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `besorgen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: AbgebenDE: anliefernDE: antransportierenDE: AusgebenDE: ausliefernDE: ausstellenDE: austeilenDE: austragenDE: bereitstellenDE: beschaffenUitdrukkingen en gezegdes
DE: zu
besorgen sein
NL: te vrezen, te duchten zijnDE: einen Auftrag
besorgen
NL: een boodschap doenDE: das werde ich ihm schon
besorgen!
NL: daar zal ik hem wel voor laten boeten!