1. MWB
  2. Vertalen
  3. aufsetzen (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • aufsetzen > EN • aufsetzen > ES • aufsetzen > FR
Vertalingen aufsetzen DE>NL

aufsetzen

werkw.
Uitspraak:  [ˈaufzɛʦən]

1) auf den Kopf oder die Nase setzen - opzetten
(einem Kind / sich) eine Mütze aufsetzen - (voor een kind/zichzelf) een muts opzetten

2) seinem Gesicht einen bestimmten Ausdruck geben - opzetten
ein Lächeln / eine skeptische Miene aufsetzen - een lachend / een sceptisch gezicht trekken
uitdrukking aufgesetzt sein

3) auf den Herd stellen und erhitzen - opzetten
Wasser / Kartoffeln aufsetzen - water / aardappelen opzetten

4) als Entwurf formulieren - opstellen
den aufgesetzten Aufsatz ins Reine schreiben - de opzet van het opstel netjes opschrijven

5) auf den Boden, eine Unterlage stellen - neerzetten
den Fuß vorsichtig aufsetzen - de voet voorzichtig neerzetten

6) landen - landen
Das Flugzeug setzte weich auf. - Het vliegtuig maakte een zachte landing.
Der Pilot setzte die Maschine ein wenig unsanft auf. - De piloot maakte met het vliegtuig een harde landing.

7) aus einer liegenden Position in eine sitzende Position kommen - oprichten
Heute konnte sich der Patient schon wieder zum Essen aufsetzen. - Vandaag kon de patiënt zich alweer oprichten om te eten.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
aufsetzen (ww.) consumeren (ww.) ; gebruiken (ww.) ; oprichten (ww.) ; optrekken (ww.) ; overeindzetten (ww.) ; verbruiken (ww.)
Aufsetzen landingsdoelpunt ; landingspuntimpact ; neerkomen ; opzetten ; zetten
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; A.M.T.S.; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `aufsetzen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abfassen
DE: anziehen
DE: aufarbeiten
DE: aufbrauchen
DE: aufheben
DE: aufmachen
DE: aufnehmen
DE: aufstellen
DE: aufwenden
DE: aufzehren

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: die Amtsmiene aufsetzen NL: een officieel gezicht zetten
DE: sich aufsetzen NL: rechtop gaan zitten