Vertaal
Naar andere talen: • verhaspelen > DEverhaspelen > ENverhaspelen > ES
Vertalingen verhaspelen NL>FR
verhaspelen (ww.) abîmer (ww.) ; défigurer (ww.) ; gâter (ww.) ; massacrer (ww.) ; tripatouiller (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `verhaspelen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: beunhazen
NL: haspelen
NL: knoeien
NL: modderen
NL: verbasteren
NL: verknoeien
NL: verprutsen