uitbrengen (ww.)	annoncer (ww.) ; communiquer (ww.) ; dénoncer (ww.) ; dénoncer quelqu'un (ww.) ; divulguer (ww.) ; éditer (ww.) ; émettre (ww.) ; lancer (ww.) ; montrer (ww.) ; proclamer (ww.) ; publier (ww.) ; rendre public (ww.) ; trahir (ww.)
uitbrengen	dire ; remettre ; sortir

Bronnen: interglot; Omegawiki.org; ICT-Woordenboek




NL: aanbrengen
NL: aangeven
NL: openbaar maken
NL: openbaren
NL: publiceren
NL: uiten
NL: uitgeven
NL: verklappen
NL: verklikken
NL: verlinken

NL: een geheim uitbrengen FR: divulguer un secret
NL: klanken uitbrengen FR: émettre des sons
NL: een toost op iemand uitbrengen FR: porter un toast à  quelqu'un, porter la santé de quelqu'un
NL: een nieuw produkt uitbrengen FR: lancer un nouveau produit
NL: het uitbrengen FR: l'émission (la)