de aardigheid (v)

folie (v) ; trait d'esprit (m) ; sottise (v) ; satisfaction (v) ; rigolade (v) ; raillerie (v) ; présent (znw.) ; plaisir (m) ; plaisanterie (v) ; petit rien (m) ; petit cadeau (m) ; joie (v) ; humour (m) ; hospitalité (v) ; histoire drôle (v) ; gentillesse (v) ; amabilité (v) ; farce (v) ; esprit (m) ; drôlerie (v) ; dons (m) ; don (m) ; courtoisie (v) ; contentement (m) ; comique (znw.) ; cocasserie (v) ; canard (m) ; cadeau (m) ; boutade (v) ; blague (v) ; badinage (m)

Bron: interglot




NL: cadeau
NL: cadeautje
NL: flauwiteit
NL: geestigheid
NL: gein
NL: geintje
NL: gekheid
NL: genoegen
NL: geschenk
NL: grap

NL: aardigheid in iets hebben FR: se plaire à  qc
NL: ik snap de aardigheid van dit gezegde niet FR: je ne comprends pas le fin mot de ce qu'il dit
NL: geen aardigheden kunnen velen FR: ne pas entendre raillerie
NL: voor de aardigheid FR: par plaisanterie, pour rire