Vertaal
Naar andere talen: • stoppen > DEstoppen > ENstoppen > ES
Vertalingen stoppen NL>FR

stoppen

werkw.
Uitspraak:  [ˈstɔpə(n)]
Verbuigingen:  stopte (verl.tijd )

1) tot stilstand komen of brengen - s'arrêter , arrêter
Verbuigingen:  is, heeft gestopt (volt.deelw.)
We zijn gestopt voor het rode stoplicht. - Nous nous sommes arrêtés au feu rouge.
We hebben het proces gestopt. - Nous avons arrêté le processus.

2) ophouden met (iets) - s'arrêter de , cesser de
Verbuigingen:  is gestopt (volt.deelw.)
stoppen met roken - s'arrêter de fumer
Ik ben gestopt met werken. - J'ai cessé de travailler.

3) (in een ruimte) doen - mettre , fourrer
Verbuigingen:  heeft gestopt (volt.deelw.)
je sleutels in je zak stoppen - mettre ses clés dans sa poche

4) (een gat of ruimte) vullen, ook specifiek met wollen draden dichtmaken - boucher , repriser
Verbuigingen:  heeft gestopt (volt.deelw.)
een gat in je sok stoppen - repriser sa chaussette
een pijp stoppen met tabak - bourrer une pipe

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
stoppen (ww.) rester immobile (ww.) ; finir (ww.) ; freiner (ww.) ; interrompre (ww.) ; laisser (ww.) ; limiter (ww.) ; obturer (ww.) ; parachever (ww.) ; prendre fin (ww.) ; ralentir (ww.) ; reboucher (ww.) ; repriser (ww.) ; faire halte (ww.) ; retenir (ww.) ; s'achever (ww.) ; se contenir (ww.) ; se retenir (ww.) ; se taire (ww.) ; se terminer (ww.) ; stopper (ww.) ; suspendre (ww.) ; taper (ww.) ; terminer (ww.) ; couper (ww.) ; abandonner (ww.) ; achever (ww.) ; arrêter (ww.) ; boucher (ww.) ; calfater (ww.) ; casser (ww.) ; cesser (ww.) ; colmater (ww.) ; conclure (ww.) ; calfeutrer (ww.)
het stoppen bouchage (m)
stoppen arrêter ; bouchage ; duitage ; étaler ; interruption du traitement ; mastiquer ; mettre ; rebouchage ; s'arrêter ; stopper ; arrêt du traitement
Bronnen: interglot; Wikipedia; A.M.T.S.; Download IATE, European Union, 2017.; ICT-Woordenboek; cibg.be


Voorbeeldzinnen met `stoppen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aborteren
NL: afhaken
NL: afremmen
NL: afslaan
NL: afsluiten
NL: afstoppen
NL: afvallen
NL: afzeggen
NL: afzetten
NL: afzien van

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: Iemand de mond stoppen FR: fermer la bouche à  quelqu'un
NL: in een kast stoppen FR: fourrer dans une armoire, serrer dans une armoire
NL: een lek stoppen FR: aveugler une voie d'eau