1. MWB
  2. Vertalen
  3. aflopen (NL>ES)
Vertaal
Naar andere talen: • aflopen > DE • aflopen > EN • aflopen > FR
Vertalingen aflopen NL>ES

aflopen

werkw.
Uitspraak:  [ˈɑflopə(n)]
Verbuigingen:  liep af (verl.tijd ) is afgelopen (volt.deelw.)

1) eindigen - terminar , acabar
De huurtermijn loopt volgende maand af. - El plazo de alquiler termina el próximo mes.
Als hij zo blijft zuipen, zal het verkeerd met hem aflopen. - Si sigue chupando así, va a acabar mal.

2) naar beneden gaan - descender
De kade loopt hier schuin af, zodat je makkelijk bij het water komt. - El muelle se inclina aquí de modo que puedas acceder fácilmente al agua.

3) (van een wekker) afgaan - sonar
Ik had de wekker wel gezet, maar hij liep niet af. - Yo había puesto el despertador pero no sonó.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
aflopen (ww.) expirar (ww.) ; vencer (ww.) ; transcurrir (ww.) ; terminarse (ww.) ; terminar (ww.) ; recorrer (ww.) ; pasar (ww.) ; llegar al final (ww.) ; inclinarse (ww.) ; encaminarse a (ww.) ; dirigirse a (ww.) ; declinar (ww.) ; caducar (ww.) ; bajar (ww.) ; avanzar (ww.) ; acabar (ww.)
aflopen expirar ; vencer
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `aflopen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aanbelanden
NL: aankomen
NL: aanlanden
NL: afgaan
NL: afleggen
NL: afreizen
NL: arriveren
NL: buigen
NL: doorgaan
NL: eindigen