schikken

werkw.

Uitspraak:	[ˈsxɪkə(n)]
Verbuigingen:	schikte (verl.tijd ) heeft geschikt (volt.deelw.)

1) op een passend tijdstip gebeuren - suit, fit, be convenient

Als het schikt, kan ik nu wel even langskomen. - If it's convenient, I can come by right now.

2) op een bepaalde manier neerzetten - arrange

bloemschikken - (art of) flower arrangement / ikebana

3) (een conflict) oplossen - arrange, solve

Die zaak is gelukkig geschikt, dus er komt geen rechtszaak. - This case is fortunately arranged, there's not going to be any lawsuit.

© K Dictionaries Ltd.

schikken (ww.)	to arrange ; to fix ; to make up ; to patch up a quarrel ; to reconcile ; to regulate ; to settle ; to suit ; to suit one's convenience
het schikken	the arrangement ; the ordening ; the order
schikken	be appropriate ; be suitable ; put in order ; tidy

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages




NL: aanpassen
NL: behoren
NL: betamen
NL: bijleggen
NL: conveniëren
NL: gaan zitten
NL: gelegen komen
NL: horen
NL: ordenen
NL: passen

NL: een zaak in der minne schikken EN: settle a matter amicably
NL: het schikt nogal EN: (I'm) middling, pretty well
NL: zodra 't u schikt EN: at your earliest convenience
NL: dat zal zich wel schikken EN: that'll be allright
NL: zich schikken in zijn lot EN: resign o.s. to one's fate
NL: zich zo goed mogelijk in iets schikken EN: make the best of it
NL: zich in de omstandigheden schikken EN: accomodate o.s. to circumstances
NL: zich naar iemands wensen schikken EN: comply with a person's wishes
NL: zich om de tafel schikken EN: draw round the table