Vertalingen zinken NL>DE
zinken
werkw.
Uitspraak: | [ˈzɪŋkə(n)] |
Verbuigingen: | zonk (verl.tijd ) is gezonken (volt.deelw.) |
in water naar beneden gaan -
sinken Het schip is gezonken. - Das Schiff ist gesunken. |
diep gezonken zijn (=(van iemand) in ellendige omstandigheden terechtgekomen zijn en daardoor onverschillig zijn voor wat mooi en rechtvaardig is) - tief gesunken sein
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
zinken (ww.) | sickern (ww.) ; zurücklaufen (ww.) ; zurückgehen (ww.) ; zerfallen (ww.) ; versinken (ww.) ; versenken (ww.) ; vergehen (ww.) ; untergehen (ww.) ; umkommen (ww.) ; sinken (ww.) ; sichsenken (ww.) ; senken (ww.) ; herunterrutschen (ww.) ; einstürzen (ww.) ; einsinken (ww.) |
zinken | sinken ; aus Zink ; sinken ; wegsacken ; untergehen |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `zinken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: achteruitgaanNL: bezwijkenNL: instortenNL: kelderenNL: onder water gaanNL: ondergaanNL: tenondergaanNL: teruggaanNL: vallenNL: vergaanUitdrukkingen en gezegdes
NL: ('n schip) tot
zinkenbrengen
DE: versenkenNL: zinken dak
DE: Zinkdach (das)