Vertalingen onvruchtbaar NL>DE
onvruchtbaar
bijv.naamw.
| Uitspraak: | [ɔnˈvrʏx(t)bar] |
1) niet in staat om je voort te planten -
unfruchtbar je onvruchtbare periode - die unfruchtbare Zeit Muildieren zijn altijd onvruchtbaar. - Maultiere sind immer unfruchtbar. |
2) zinloos -
unfruchtbar | een onvruchtbare discussie - eine unfruchtbare Diskussion |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| onvruchtbaar | unfruchtbar ; steril |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `onvruchtbaar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: ijdelNL: infertielNL: schraal