Vertalingen kelderen NL>DE
kelderen (ww.) | stolpern (ww.) ; purzeln (ww.) ; sausen (ww.) ; segeln (ww.) ; senken (ww.) ; setzen (ww.) ; sickern (ww.) ; sinken (ww.) ; stark im Wert fallen (ww.) ; kippen (ww.) ; taumeln (ww.) ; umfallen (ww.) ; umkippen (ww.) ; versenken (ww.) ; versinken (ww.) ; verzinken (ww.) ; zinken (ww.) ; herunterrutschen (ww.) ; abrutschen (ww.) ; aus Zink (ww.) ; durchfallen (ww.) ; durchrasseln (ww.) ; einnicken (ww.) ; einpacken (ww.) ; einsacken (ww.) ; einschlafen (ww.) ; einschlummern (ww.) ; einsinken (ww.) ; einstürzen (ww.) ; fallen (ww.) ; galvanisieren (ww.) ; herabsacken (ww.) |
het kelderen | das Zurückfallen |
kelderen | Einkellerung |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `kelderen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: duikelenNL: flikkerenNL: inzakkenNL: kiepenNL: kieperenNL: sterk in waarde dalenNL: terugvallenNL: tuimelenNL: vallenNL: zakken