Vertalingen uitdoen NL>DE
uitdoen
werkw.
Uitspraak: | [ˈœydun] |
Verbuigingen: | deed uit (verl.tijd ) heeft uitgedaan (volt.deelw.) |
1) (kleren of schoenen) van je lichaam afhalen -
ausziehen je broek uitdoen - die Hose ausziehen |
2) zorgen dat het niet meer aan is -
ausschalten het licht uitdoen - das Licht ausschalten de radio uitdoen - das Radio ausschalten |
3) uit de grond halen -
ausgraben bomen uitdoen - Bäume ausgraben bloembollen uitdoen - Blumenzwiebeln ausgraben |
4) afmaken -
beenden de termijn als minister-president uitdoen - die Zeit als Ministerpräsident beenden |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
uitdoen (ww.) | absetzen (ww.) ; abstellen (ww.) ; ausdrehen (ww.) ; auskleiden (ww.) ; ausmachen (ww.) ; ausschalten (ww.) ; ausziehen (ww.) ; entblößen (ww.) ; entkleiden (ww.) ; freimachen (ww.) |
uitdoen (werkw.) | ausmachen ; ausschalten ; ausziehen ; entkleiden |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `uitdoen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aanhoudenNL: afdoenNL: afleggenNL: afzettenNL: blussenNL: dovenNL: ontkledenNL: uitblussenNL: uitdovenNL: uitdraaienUitdrukkingen en gezegdes
NL: doet u uw jas uit
DE: legen Sie den Mantel ab