Vertaal
Naar andere talen: • ontkleden > ENontkleden > ESontkleden > FR
Vertalingen ontkleden NL>DE
ontkleden (ww.) auskleiden (ww.) ; ausziehen (ww.) ; entblößen (ww.) ; entkleiden (ww.) ; freimachen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `ontkleden`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: uitdoen
NL: uitkleden
NL: uittrekken