de toer

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:	[tur]
Verbuigingen:	en (meerv.)

1) rondrit - Rundreise (die ~), Tour (die ~)

een toer door de Ardennen maken - eine Rundreise durch die Ardennen machen

op de lollige toer gaan (=lollig doen) - den Clown spielen

2) keer dat iets ronddraait - Umdrehung (die ~)

2.000 toeren per minuut - 2.000 Umdrehungen pro Minute

op volle toeren draaien (=op volle kracht functioneren) - voll aufdrehen

3) kunststukje - Kunststück (das ~)

gevaarlijke toeren uithalen - gefährliche Kunststücke machen

Dat is nog een hele toer. (=dat is een moeilijke klus) - Das ist noch ein weiter Weg.

4) beurt - Reihe (die ~)

ieder op toer (=iedereen op zijn beurt) - der Reihe nach

© K Dictionaries Ltd.

de toer (m)	die Kunst ; das Wissen ; die Tour ; die Tagestour ; der Tagesausflug ; die Seereise ; der Sachverstand ; die Rundreise ; der Rundgang ; die Runde ; der Ritt ; die Reise ; die Leistung ; der Kniff ; die Kenntnis ; die Gewandtheit ; die Geschicktheit ; die Geschicklichkeit ; die Gelehrtheit ; die Gastspielreise ; die Fertigkeit ; die Erkundung ; die Bahn
toer	Drehung ; marsch

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.




NL: dagreis
NL: draai
NL: draaicirk
NL: draaicirkel
NL: excursie
NL: expeditie
NL: gang
NL: handigheid
NL: karwei
NL: kneep

NL: toertje DE: (kleine rit) Spazierfahrt (die) DE: (per rijdier) Spazierritt (der) DE: (uitstapje) Ausflug (der)
NL: het zal een hele toer zijn DE: es wird recht schwer sein, schwer halten DE: (omwenteling) Tour (die)
NL: op volle toeren draaien DE: auf vollen Touren laufen