Vertaal
Naar andere talen: • teuten > ENteuten > ESteuten > FR
Vertalingen teuten NL>DE
teuten (ww.) faulenzen (ww.) ; trödeln (ww.) ; verzögern (ww.) ; zaudern (ww.) ; zweifeln (ww.) ; zügern (ww.) ; zögern (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `teuten`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aarzelen
NL: draaien
NL: dralen
NL: drentelen
NL: druilen
NL: hannesen
NL: talmen
NL: treuzelen
NL: zaniken
NL: zeiken