Vertaal
Naar andere talen: • hannesen > ENhannesen > EShannesen > FR
Vertalingen hannesen NL>DE
hannesen (ww.) zaudern (ww.) ; zweifeln (ww.) ; zügern (ww.)
hannesen faulenzen ; gammeln ; stümpern
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `hannesen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aarzelen
NL: dralen
NL: drentelen
NL: druilen
NL: klunzen
NL: talmen
NL: teuten
NL: treuzelen
NL: zaniken
NL: zeiken