Vertalingen sukkel NL>DE
de sukkel
zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: | [ˈsʏkəl] |
Verbuigingen: | sukkels (meerv.) |
domme en onhandige persoon -
Trottel (der ~), Blödmann (der ~), Idiot (der ~) Die sukkel gooit steeds de melk om. - Der Blödmann wirft immer die Milch um. |
aan de sukkel zijn (=een slechte gezondheid hebben of andere tegenslagen hebben) - Schwierigkeiten haben
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de sukkel (m) | der Dumme ; die Quasselstrippe ; der Quatschkopf ; das Schaf ; der Schlemihl ; der Tropf ; der Trottel |
de sukkel | der Idiot ; der Trottel |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `sukkel`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: ezelNL: hannesNL: idiootNL: klungelNL: klunsNL: lulNL: minkukNL: minkukelNL: oenNL: onnozelaarUitdrukkingen en gezegdes
NL: aan de
sukkel zijn
DE: kränkeln