Vertalingen opjagen NL>DE
opjagen
werkw.
Uitspraak: | [ˈɔpjaxə(n)] |
Verbuigingen: | joeg op, jaagde op (verl.tijd ) heeft opgejaagd (volt.deelw.) |
aansporen tot sneller doen of gaan -
hetzen © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
opjagen (ww.) | anspornen (ww.) ; antreiben (ww.) ; aufhetzen (ww.) ; aufjagen (ww.) ; aufscheuchen (ww.) ; aufstacheln (ww.) ; auftreiben (ww.) ; aufwirbeln (ww.) ; eilen (ww.) ; hasten (ww.) ; hetzen (ww.) ; hochdrehen (ww.) ; hochtreiben (ww.) ; jagen (ww.) ; wetzen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `opjagen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aandrijvenNL: aanzettenNL: achtervolgenNL: drijvenNL: jachtenNL: opdrijvenNL: ophitsenNL: opjuttenNL: voortdrijvenNL: voortjagenUitdrukkingen en gezegdes
NL: stof
opjagen
DE: Staub aufjagen, (figuurlijk) aufwirbelnNL: (de prijzen)
opjagen
DE: hinauftreiben