Vertalingen berispen NL>DE
berispen
werkw.
Uitspraak: | [bəˈrɪspə(n)] |
Verbuigingen: | berispte (verl.tijd ) heeft berispt (volt.deelw.) |
(iemand) op boze toon zeggen dat je zijn gedrag afkeurt;
(iemand) een standje geven -
abmahnen , tadeln het tuchtcollege heeft de huisarts berispt - die Disziplinarbehörde hat den Hausarzt abgemahnt |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
berispen (ww.) | schelten (ww.) ; zurechtweisen (ww.) ; wegschaffen (ww.) ; warnen (ww.) ; vorwerfen (ww.) ; vorrücken (ww.) ; vorhalten (ww.) ; verweisen (ww.) ; verteufeln (ww.) ; verleumden (ww.) ; verketzern (ww.) ; tadeln (ww.) ; schätzen (ww.) ; beschimpfen (ww.) ; rügen (ww.) ; nachtragen (ww.) ; hinterhertragen (ww.) ; hinhalten (ww.) ; fortschaffen (ww.) ; fortführen (ww.) ; ermahnen (ww.) ; entnehmen (ww.) ; entgegenhalten (ww.) ; blamieren (ww.) ; bestrafen (ww.) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `berispen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aanrekenenNL: aanwrijvenNL: beknorrenNL: berispingNL: beschuldigenNL: blamerenNL: gispenNL: lakenNL: manenNL: nadragen