Vertalingen afdragen NL>DE
afdragen (ww.) | abnutzen (ww.) ; abtragen (ww.) ; aufbrauchen (ww.) ; auftragen (ww.) ; übertragen an (ww.) |
afdragen (werkw.) | abführen ; abtragen |
het afdragen | das Kleidern abtragen |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `afdragen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afslijtenNL: kleding afdragenNL: overdragenNL: overdragen aanNL: slijtenNL: verslijtenNL: verteren