I het weer

zelfst.naamw.

Uitspraak:

[wer]

temperatuur, bewolking, windsnelheid en vochtigheid op een bepaalde plaats ^meteorologie - Wetter (das ~)

Het is mooi weer vandaag. - Es ist schönes Wetter heute. Hoe is het weer daar? - Wie ist das Wetter dort?

zwaar weer (=moeilijke omstandigheden) - schweres Wetter De bank verkeert in zwaar weer. - Die Bank ist in Schwierigkeiten.

in/door weer en wind (=onder barre weersomstandigheden) - in/durch Wind und Wetter

weer of geen weer (=zowel bij goed als bij slecht weer) - gutes Wetter oder nicht Weer of geen weer: we gaan kamperen! - Gutes Wetter oder nicht: Wir gehen zelten!

hondenweer (=winderig en regenachtig weer) - Sauwetter

II weer

bijwoord

Uitspraak:

[wer]

1) nog een keer - wieder

Het is weer zover: mijn computer doet het niet meer. - Es ist wieder soweit: Mein Computer streikt. Nee, niet weer hè! - Oh nein, nicht schon wieder! Wanneer kom je weer eens op bezoek? - Wann kommst du mal wieder zu Besuch? Wat nou weer? - Was jetzt schon wieder?

ook weer (=<dit zeg je als je vraagt naar iets wat je vergeten bent>) - wieder Hoe heet jij ook weer? - Wie heißt er noch gleich?

2) zoals vroeger - wieder

Hij is weer beter. - Er ist wieder gesund. We zijn weer thuis. - Wir sind wieder zu Hause.

© K Dictionaries Ltd.

weer (znw.)	die Witterungsverhältnisse ; die Witterung ; die Wetterverhältnisse ; die Wetterlage ; das Klima
het weer	das Wetter ; das Wehr
de weer (v)	die Verteidigung
de weer (m)	der Ziegenbock ; der Mönch ; kastrierter
weer	gegensätzlich ; wiederum ; wieder zurück ; wieder ; nochmals ; noch einmal ; entgegengesetzt ; auf's Neue ; abermals ; erneut ; Argen ; Fischfalle ; Fischwehr ; Fischzaun ; Hammel ; kastrierter Bock ; Lenken ; noch einmal ; nochmal ; schon wieder ; Wetter ; das Wetter ; wieder

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.; Wiktionary




NL: alweer
NL: andermaal
NL: klimaat
NL: nogmaals
NL: opnieuw
NL: weder
NL: wederom
NL: weerom
NL: weersgesteldheid
NL: weersomstandigheden

NL: mooi weer(tje) DE: schönes Wetter
NL: mooi weer spelen DE: schöntun
NL: mooi weer spelen met een anders geld DE: ein Herrenleben führen auf Kosten anderer Leute
NL: weer en wind dienende DE: wenn Wind und Wetter günstig sind, Wind und Wetter dienend
NL: weer of geen weer DE: wie das Wetter auch ist
NL: het weer zit in de spiegel DE: der Spiegel ist blind DE: (ram) Widder, Hammel (der)
NL: (ben je) er weer? DE: wieder da?
NL: heen en weer DE: hin und zurück
NL: heen en weer lopen DE: hin und hergehen
NL: (hoe heet hij) ook weer? DE: (doch, denn) gleich?