Vertaal
Naar andere talen: • oplopen > ENoplopen > ESoplopen > FR
Vertalingen oplopen NL>DE

oplopen

werkw.
Uitspraak:  ɔplopə(n)]
Verbuigingen:  liep op (verl.tijd )

1) hoger worden - ansammeln , steigen , ansteigen
Verbuigingen:  is opgelopen (volt.deelw.)
De kosten zijn flink opgelopen. - Die Kosten sind ziemlich angestiegen.
uitdrukking De weg loopt hier een beetje op.

2) deel van de uitdrukking: -
Verbuigingen:  is opgelopen (volt.deelw.)
uitdrukking oplopen met

3) (iets dat je niet wilt) krijgen - sich holen , zuziehen , auf sich laden
Verbuigingen:  heeft opgelopen (volt.deelw.)
een verkoudheid oplopen - sich eine Erkältung zuziehen
achterstand oplopen - in Rückstand geraten

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
oplopen (ww.) auftragen (ww.) ; davontragen (ww.) ; unverlangt bekommen (ww.)
oplopen anwachsen ; Aufbauen ; eingehen ; Heranfahren
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `oplopen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: bestijgen
NL: krijgen
NL: meelopen
NL: opdoen
NL: stijgen

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: (hij liep) de straat op DE: auf die Straße
NL: (deze weg) loopt op DE: steigt an
NL: tegen een hoogte oplopen DE: eine Höhe hinaufgehen
NL: ik kom bij gelegenheid wel eens oplopen DE: ich werde gelegentlich mal bei dir vorsprechen
NL: (met iemand een eindje) oplopen DE: (mit)gehen
NL: (de koorts) loopt op DE: steigt
NL: een geldboete oplopen DE: sich eine Geldstrafe zuziehen
NL: (een pak slaag) oplopen DE: bekommen
NL: een verkoudheid oplopen DE: sich eine Erkältung holen, zuziehen
NL: op-en-neerlopen DE: aufgehen und abgehen