Vertalingen jong NL>DE
I het jong
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [jɔŋ] |
Verbuigingen: | jongen (meerv.) |
pas geboren dier -
Junge (das ~) Onze poes heeft twee jongen gekregen. - Unsere Katze hat zwei Junge bekommen. |
II jong
bijv.naamw.
1) als je nog niet lang geleefd hebt -
jung Hij is al opa, maar hij heeft jonge kinderen bij zijn tweede vrouw. - Er ist schon Opa, aber er hat junge Kinder mit seiner zweiten Frau. |
jong en oud (=iedereen) - Jung und Alt
Jong en oud keek op televisie naar de eerste landing op de maan. - Jung und Alt sah sich die erste Mondlandung im Fernsehen an.
|
jong geleerd, oud gedaan (=wat je leert als je jong bent, blijf je later kunnen) - jung gelernt, alt getan
|
van jongs af aan (=vanaf dat je kind was) - von Kindesbeinen an
Van jongs af aan heb ik mijn vader geholpen in de winkel. - Ich habe meinem Vater von Kindesbeinen an im Laden geholfen.
|
2) als iets nog niet lang bestaat -
jung investeren in jonge kansrijke bedrijven - in junge, chancenreiche Unternehmen investieren Dat is nog een jonge wijn. - Das ist noch ein junger Wein. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
jong (znw.) | das Junge |
het jong | jung ; das Junge ; das Junges ; das Jungtier |
jong | jugendlich ; jung ; Junge(s) |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `jong`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: jeugdigNL: jochNL: kleinNL: nieuwNL: welpUitdrukkingen en gezegdes
NL: jonger
DE: jüngerNL: jongst
DE: jüngstNL: jong en oud
DE: jung und altNL: jong in jaren
DE: jung an JahrenNL: een nog vrij
jonge man
DE: ein jüngerer MannNL: de
jongste (berichten)
DE: die neuestenNL: de
jongste bediende
DE: der Lehrling, der StiftNL: van
jongs af
DE: von Jugend auf, an