gebruiken

werkw.

Uitspraak:	[xəˈbrœykə(n)]
Verbuigingen:	gebruikte (verl.tijd ) heeft gebruikt (volt.deelw.)

1) als hulpmiddel(en) hebben - anwenden , verwenden , benutzen , gebrauchen

een potlood gebruiken bij het invullen van het formulier - den Bleistift zum Ausfüllen des Formulars gebrauchen

je hersenen/verstand gebruiken (=nadenken, verstandig zijn) - seinen Verstand benutzen

je laten gebruiken (=dingen voor een ander doen terwijl je er zelf geen voordeel bij hebt) - sich benutzen lassen

2) eten of drinken - nehmen , (zu sich) nehmen , einnehmen

een consumptie in het restaurant gebruiken - eine Speise/ein Getränk im Restaurant zu sich nehmen Gebruikt u melk in de koffie? - Trinken Sie den Kaffee mit Milch?

Ze gebruikt al heel lang. (=Ze is al lang aan de heroïne verslaafd.) - Sie nimmt schon ziemlich lange Drogen.

© K Dictionaries Ltd.

gebruiken (ww.)	essen (ww.) ; aufnehmen (ww.) ; aufsetzen (ww.) ; aufstellen (ww.) ; aufwenden (ww.) ; ausbeuten (ww.) ; ausfertigen (ww.) ; benutzen (ww.) ; Drogen nehmen (ww.) ; einsetzen (ww.) ; aufmachen (ww.) ; handhaben (ww.) ; hantieren (ww.) ; praktizieren (ww.) ; Rauschgift konsumieren (ww.) ; speisen (ww.) ; tun (ww.) ; verrichten (ww.) ; verwenden (ww.) ; verzehren (ww.) ; aufknabbern (ww.) ; aufessen (ww.) ; aufbrauchen (ww.) ; aufarbeiten (ww.)
gebruiken (werkw.)	benutzen ; einnehmen ; gebrauchen ; Sitten (mv.) ; verwenden ; zu sich nehmen
het gebruiken	die Sitten
gebruiken	anwenden ; verwenden ; die Sitte ; nutzen ; die Gewohnheit ; gebrauchen ; brauchen ; der Brauch ; benutzen

Bronnen: interglot; Wiktionary; A.M.T.S.; Wikipedia; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.




NL: aangrijpen
NL: aanwenden
NL: benutten
NL: bezigen
NL: consumeren
NL: drinken
NL: drugs consumeren
NL: drugs gebruiken
NL: drugs spuiten
NL: eten

NL: daarvoor laat ik mij niet gebruiken DE: dazu gebe ich mich nicht her
NL: gebruikt u (nog een kop thee?) DE: belieben Sie