[akeʀiʀ]

1 acheter - kopen

  'acquérir une maison'
  een huis kopen

2 réussir à obtenir - verkrijgen

  'acquérir de la valeur'
  in waarde stijgen
© K Dictionaries Ltd.

acquérir (ww.)	aankopen (ww.) ; aanschaffen (ww.) ; acquireren (ww.) ; halen (ww.) ; iets bemachtigen (ww.) ; kopen (ww.) ; opkopen (ww.) ; pakken (ww.) ; verkrijgen (ww.) ; verwerven (ww.)
acquérir	bekomen ; betrekken ; krijgen ; winnen

Bronnen: interglot; Wikipedia; ICT-Woordenboek; Download IATE, European Union, 2017.




FR: acheter
FR: empocher
FR: emprunter
FR: encaisser
FR: obtenir
FR: percevoir
FR: prendre
FR: recueillir
FR: tenir
FR: tirer

FR: bien mal acquis ne profite pas NL: gestolen goed gedijt niet
FR: un point (fait) acquis NL: een uitgemaakte zaak
FR: il m'est (tout) acquis NL: hij is mij genegen