Vertalingen resumir ES>NL
I resumir
werkw.
reducir un asunto o una materia a términos breves, considerando los aspectos esenciales -
samenvatten Tengo que resumir este texto de cincuenta páginas en cinco. - Ik moet deze tekst van vijftig pagina´s in vijf samenvatten. |
II resumir
werkw.
acortar la extensión de una explicación -
kort houden/maken Se vio obligado a resumir su alocución en la conferencia debido a su inesperada indisposición. - Hij voelde zich gedwongen om zijn toespraak in de conferentie kort te houden omdat hij onverwacht onwel werd. |
III resumirse
werkw.
quedar una cosa reducida a otra de menor importancia -
neerkomen Al final todo se resumió en una reprimenda. - Uiteindelijk kwam alles neer op een berisping. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
resumir (ww.) | loskrijgen (ww.) ; uittrekken (ww.) ; uithalen (ww.) ; tornen (ww.) ; samenvatten (ww.) ; resumeren (ww.) ; recapituleren (ww.) ; opsommen (ww.) ; lostornen (ww.) ; losmaken (ww.) ; kort weergeven (ww.) ; kort samenvatten (ww.) ; extraheren (ww.) ; excerperen (ww.) ; een uittreksel maken (ww.) |
resumir | bekorten ; verkorten ; inkorten ; de stand van zaken bepalen ; de balans opmaken |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Omegawiki.org; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `resumir`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abandonarES: abreviarES: abrirES: apartarES: arrancarES: asignarES: censurarES: compendiarES: condensarES: criticar