Vertaal
Naar andere talen: • resumir > DEresumir > ENresumir > FR
Vertalingen resumir ES>NL

I resumir

werkw.
Uitspraak:  [resu'miɾ]

reducir un asunto o una materia a términos breves, considerando los aspectos esenciales - samenvatten
Tengo que resumir este texto de cincuenta páginas en cinco. - Ik moet deze tekst van vijftig pagina´s in vijf samenvatten.


II resumir

werkw.

acortar la extensión de una explicación - kort houden/maken
Se vio obligado a resumir su alocución en la conferencia debido a su inesperada indisposición. - Hij voelde zich gedwongen om zijn toespraak in de conferentie kort te houden omdat hij onverwacht onwel werd.


III resumirse

werkw.
Uitspraak:  [resu'miɾse]

quedar una cosa reducida a otra de menor importancia - neerkomen
Al final todo se resumió en una reprimenda. - Uiteindelijk kwam alles neer op een berisping.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
resumir (ww.) loskrijgen (ww.) ; uittrekken (ww.) ; uithalen (ww.) ; tornen (ww.) ; samenvatten (ww.) ; resumeren (ww.) ; recapituleren (ww.) ; opsommen (ww.) ; lostornen (ww.) ; losmaken (ww.) ; kort weergeven (ww.) ; kort samenvatten (ww.) ; extraheren (ww.) ; excerperen (ww.) ; een uittreksel maken (ww.)
resumir bekorten ; verkorten ; inkorten ; de stand van zaken bepalen ; de balans opmaken
Bronnen: interglot; Wikipedia; Omegawiki.org; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `resumir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abandonar
ES: abreviar
ES: abrir
ES: apartar
ES: arrancar
ES: asignar
ES: censurar
ES: compendiar
ES: condensar
ES: criticar