Vertaal
Naar andere talen: • rabiar > DErabiar > ENrabiar > FR
Vertalingen rabiar ES>NL

rabiar

werkw.
Uitspraak:  [ra'βjaɾ]

1) padecer la enfermedad de la rabia medisch - lijden aan hondsdolheid
El perro rabia. - De hond lijdt aan hondsdolheid.

2) estar una persona enfadada y demostrarlo con palabras y ademanes violentos - razend zijn
Mi padre rabiaba porque no yo no llegaba temprano. - Mijn vader was razend omdat ik niet op tijd kwam.

3) sufrir un dolor muy fuerte - intens pijn doen
La pierna me hace rabiar. - Mijn been doet intens pijn.

4) desear mucho una cosa - snakken
Rabiaba por verte. - Ik snak ernaar om je te zien.
uitdrukking a rabiar

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
rabiar (ww.) razen (ww.) ; woedend zijn (ww.) ; woeden (ww.) ; voortjagen (ww.) ; uitvaren tegen (ww.) ; tieren (ww.) ; tekeergaan (ww.) ; te keer gaan (ww.) ; schuimbekken (ww.) ; foeteren (ww.) ; opjagen (ww.) ; ophitsen (ww.) ; opdrijven (ww.) ; kwaad zijn (ww.) ; ketteren (ww.) ; jachten (ww.) ; fulmineren (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `rabiar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: aburrir
ES: agredir de palabra
ES: ajear
ES: ambicionar
ES: anhelar
ES: ansiar
ES: apetecer
ES: apresurar
ES: arder en deseos
ES: blasfemar