Vertaal
Naar andere talen: • apetecer > DEapetecer > ENapetecer > FR
Vertalingen apetecer ES>NL

I apetecer

werkw.
Uitspraak:  [apeteˈɑueɾ]

desear algo, tener ganas de hacer o comer algo - zin hebben
Me apetece un chocolate caliente. - Ik heb zin in warme chocolademelk.


II apetecer

werkw.

gustar, provocar deseo o hambre - bevallen
El agua siempre apetece. - Water gaat er altijd in.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
apetecer (ww.) houden van (ww.) ; lekker vinden (ww.) ; lusten (ww.) ; zin hebben (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `apetecer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: ambicionar
ES: anhelar
ES: ansiar
ES: arder en deseos
ES: aspirar
ES: codiciar
ES: desear
ES: desear ansiosamente
ES: desear con vehemencia
ES: envidiar