Vertaal
Naar andere talen: • prestar > DEprestar > ENprestar > FR
Vertalingen prestar ES>NL

I prestar

werkw.
Uitspraak:  [pɾes'taɾ]

1) entregar algo bajo condición de ser devuelto - (uit)lenen
prestar un libro - een boek uitlenen

2) ofrecer una cosa a alguien - verlenen
prestar ayuda - hulp verlenen

3) realizar o mantener lo que se menciona - besteden
prestar atención - aandacht besteden


II prestarse

werkw.
Uitspraak:  [pɾes'taɾse]

1) ofrecerse una persona para realizar una actividad - aanbieden
Se prestó a ayudarlos. - Hij bood zich aan om hen te helpen.

2) dar ocasión para que suceda una cosa - aanleiding geven
Su actitud se presta a pensar que tiene problemas. - Zijn houding geeft aanleiding om te denken dat hij problemen heeft.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
prestar (ww.) doneren (ww.) ; geven (ww.) ; gunnen (ww.) ; gunst verlenen (ww.) ; lenen (ww.) ; lombarderen (ww.) ; ontlenen (ww.) ; panden (ww.) ; schenken (ww.) ; te leen geven (ww.) ; te leen krijgen (ww.) ; uitlenen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `prestar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acceder a
ES: accedido
ES: adjudicar
ES: admitir
ES: ahorrar
ES: asentir a
ES: complacer
ES: conceder
ES: conferir
ES: consentir