Vertalingen pelar ES>NL
I pelar
werkw.
1) quitar la piel, el pellejo o las plumas -
plukken , pellen pelar la gallina - de kip plukken |
2) quitar la piel o la cáscara -
schillen pelar una manzana - een appel schillen |
3) cortar el cabello de alguien -
kaal scheren/knippen Lo pelaron en el cuartel. - Ze hebben hem in de kazerne kaal geschoren. |
4) hacer que una persona pierda todos sus bienes -
kaal plukken Lo pelaron sus acreedores. - Zijn schuldeisers hebben hem kaal geplukt. |
que pela (=se aplica al frío que es muy intenso) - heel erg
Afuera hace un frío que pela. - Buiten is het steenkoud.
|
II pelarse
werkw.
cambiar la piel por tomar sol en exceso -
vervellen Se me están pelando los hombros. - Ik ben aan mijn schouders aan het vervellen. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
pelar (ww.) | aardappels schillen (ww.) ; afschilferen (ww.) ; doppen (ww.) ; jassen (ww.) ; ontvellen (ww.) ; pellen (ww.) ; schilferen (ww.) ; schillen (ww.) ; snoeien (ww.) ; stropen (ww.) |
pelar | aftrekken ; masturberen ; ontschorsen ; rukken ; schillen ; uitdrijven |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `pelar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: afeitarES: arrancarES: cortarES: depilarES: descamarseES: descascararES: desconcharseES: desgranarES: desollarES: despellejar