Zie ook: panorama

el panorama

zelfst.naamw.

Uitspraak:

[pano'ɾama]

1) vista desde un lugar alto de una gran extensión de terreno - panorama

Contemplamos el panorama desde el mirador. - We bekeken het panorama vanaf het uitzichtspunt.

2) visión de conjunto que presenta una situación - panorama

panorama político - politiek panorama

© K Dictionaries Ltd.

el panorama (m)	het gezicht ; de kijk (m) ; het overzicht ; het panorama ; het prospect ; het totaalbeeld ; het uitzicht ; het vergezicht ; verreikend uitzicht (znw.) ; vue (znw.)
Panorama	EU Skills Panorama ; EU-vaardigheidspanorama

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




ES: aspecto
ES: cara
ES: estado comparativo
ES: mirada
ES: perspectiva
ES: resumen
ES: sinopsis
ES: vista
ES: vistazo