Vertalingen mostrar ES>NL
I mostrar
werkw.
1) poner algo a la vista de los demás -
tonen mostrar ropa - kleding tonen |
2) dar algo a conocer, mediante una explicación -
uitleggen Nos mostró las causas del fracaso. - Hij heeft ons de oorzaken van de mislukking getoond. |
II mostrarse
werkw.
1) darse uno mismo a conocer en algún aspecto -
zich tonen Se mostró con su nuevo novio. - Ze heeft zich met haar nieuwe vriend getoond. |
2) comportarse de cierta manera -
zich voordoen Se mostró un poco enojada con su marido. - Ze deed zich een beetje boos voor met haar echtgenoot. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
mostrar (ww.) | tevoorschijn brengen (ww.) ; wijzen naar (ww.) ; waarmaken (ww.) ; voordedaghalen (ww.) ; vertonen (ww.) ; uitstallen (ww.) ; tonen (ww.) ; tevoorschijntoveren (ww.) ; tevoorschijnhalen (ww.) ; tentoonstellen (ww.) ; tentoonspreiden (ww.) ; rijzen (ww.) ; oprijzen (ww.) ; exposeren (ww.) ; betuigen (ww.) ; aanbieden (ww.) |
mostrar | zien |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `mostrar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: acontecerES: advertirES: alardearES: alardear deES: alzarseES: aparecerES: apuntarES: ascenderES: asignarES: atestiguar