Vertaal
Naar andere talen: • mostrar > DEmostrar > ENmostrar > FR
Vertalingen mostrar ES>NL

I mostrar

werkw.
Uitspraak:  [mos'tɾaɾ]

1) poner algo a la vista de los demás - tonen
mostrar ropa - kleding tonen

2) dar algo a conocer, mediante una explicación - uitleggen
Nos mostró las causas del fracaso. - Hij heeft ons de oorzaken van de mislukking getoond.


II mostrarse

werkw.
Uitspraak:  [mos'tɾaɾse]

1) darse uno mismo a conocer en algún aspecto - zich tonen
Se mostró con su nuevo novio. - Ze heeft zich met haar nieuwe vriend getoond.

2) comportarse de cierta manera - zich voordoen
Se mostró un poco enojada con su marido. - Ze deed zich een beetje boos voor met haar echtgenoot.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
mostrar (ww.) tevoorschijn brengen (ww.) ; wijzen naar (ww.) ; waarmaken (ww.) ; voordedaghalen (ww.) ; vertonen (ww.) ; uitstallen (ww.) ; tonen (ww.) ; tevoorschijntoveren (ww.) ; tevoorschijnhalen (ww.) ; tentoonstellen (ww.) ; tentoonspreiden (ww.) ; rijzen (ww.) ; oprijzen (ww.) ; exposeren (ww.) ; betuigen (ww.) ; aanbieden (ww.)
mostrar zien
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `mostrar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acontecer
ES: advertir
ES: alardear
ES: alardear de
ES: alzarse
ES: aparecer
ES: apuntar
ES: ascender
ES: asignar
ES: atestiguar