atestiguar - Vertaling Spaans-Nederlands

Vertalingen atestiguar ES>NL

I atestiguar

werkw.

Uitspraak:

[atestiˈγwaɾ]

declarar como testigo que algo es cierto - getuigen

Atestiguó que estaba en casa el día del robo. - Hij getuigde dat hij thuis was op de dag van de diefstal.

werkw.

ser prueba o indicio de que algo es verdad - getuigen van

Sus huellas atestiguan que tomó el arma. - Zijn vingerafdrukken getuigen dat hij het wapen heeft gepakt.

Overige bronnen

atestiguar (ww.)

attesteren (ww.) ; getuigen van (ww.) ; laten blijken (ww.) ; laten zien (ww.)

Bronnen: Wikipedia; interglot

Voorbeeldzinnen met `atestiguar`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

ES: atestar
ES: dar prueba de
ES: dar testimonio
ES: decir
ES: declarar
ES: dejar constancia de
ES: descubrir
ES: desplegar
ES: enseñar
ES: evidenciar