1. MWB
  2. Vertalen
  3. brujo (ES>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • brujo > DE • brujo > EN • brujo > FR
Vertalingen brujo ES>NL

I el/la brujo, -ja

zelfst.naamw.
Uitspraak:  ['bɾuxo, -xa]

persona que tiene poderes mágicos y hace hechizos - tovenaar, -nares , heks
Las brujas vuelan en sus escobas. - Heksen vliegen op hun bezems.


II brujo, -ja

bijv.naamw.

que hechiza, que atrae mucho - betoverend
ojos brujos - betoverende ogen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
el brujo (m) de duizendkunstenaar (m) ; heksenmeester ; de magiër (m) ; de tovenaar (m)
Bronnen: interglot; Wikipedia; Omegawiki.org


Voorbeeldzinnen met `brujo`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: adivina
ES: adivinador
ES: adivino
ES: bruja
ES: curandero
ES: echador de cartas
ES: echadora de cartas
ES: ensalmador
ES: espiritista
ES: genio