Vertalingen lesionar ES>NL
I lesionar
werkw.
causar un daño o herida -
blesseren La defensa del otro equipo lesionó a nuestro jugador estrella. - De verdediging van het andere team heeft onze topspeler geblesseerd. |
II lesionar
werkw.
1) causar un daño o herida -
verwonden Lesioné mi tobillo bajando la escalera. - Ik heb mijn enkel verwond toen ik de trap afging. |
2) causar un daño o perjuicio a una persona o grupo -
benadelen La globalización puede lesionar nuestras tradiciones y costumbres. - De globalisatie kan onze tradities en gewoonten benadelen. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
lesionar (ww.) | aantasten (ww.) ; aanvreten (ww.) ; bederven (ww.) ; belasteren (ww.) ; beschadigen (ww.) ; bezeren (ww.) ; blesseren (ww.) ; deren (ww.) ; krenken (ww.) ; kwaadspreken (ww.) ; kwetsen (ww.) ; schaden (ww.) ; smaden (ww.) ; verwonden (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `lesionar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abastecerse deES: afectarES: afrentarES: agraviarES: aniquilarES: aplastarES: aporrearES: astillarES: blasfemarES: calumniar