Vertaal
Naar andere talen: • lastimar > DElastimar > ENlastimar > FR
Vertalingen lastimar ES>NL

I lastimar

werkw.
Uitspraak:  [lasti'maɾ]

1) producir una herida o daño físico - bezeren
Lastimé mi pierna. - Ik heb me bezeerd aan mijn been.

2) causar daño moral - beledigen
lastimar a los amigos - de vrienden beledigen


II lastimarse

werkw.
Uitspraak:  [lasti'maɾse]

1) producirse un daño o herida física - zich pijn doen
Se lastimó los pies por andar descalzo. - Hij heeft zich pijn gedaan aan zijn voeten door blootvoets te lopen.

2) causarse daño moral - zich kwetsen
Se lastiman mutuamente. - Ze kwetsen elkaar.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
lastimar (ww.) aanvreten (ww.) ; benadelen (ww.) ; bezeren (ww.) ; bezoedelen (ww.) ; blesseren (ww.) ; deren (ww.) ; krenken (ww.) ; kwetsen (ww.) ; nadeel berokkenen (ww.) ; pijn bezorgen (ww.) ; pijn doen (ww.) ; smaden (ww.) ; verwonden (ww.) ; zeer doen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `lastimar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abastecerse de
ES: afectar
ES: afrentar
ES: agraviar
ES: aniquilar
ES: aplastar
ES: aporrear
ES: astillar
ES: blasfemar
ES: calumniar