Vertalingen huir ES>NL
huir
werkw.
1) alejarse rápidamente de un lugar o una persona por miedo o para evitar algún daño -
vluchten Las personas que vivían en el lugar huyeron desesperadamente a causa del fuego. - De personen die op de plaats woonden zijn vanwege het vuur wanhopig gevlucht. |
2) alejarse una persona o animal del sitio en el que se encuentra encerrado -
ontsnappen Los delincuentes huyeron de la cárcel sin dejar rastro alguno. - De misdadigers zijn uit de gevangenis gevlucht zonder enig spoor achter te laten. |
3) alejarse una persona de algo o alguien que es perjudicial o malo para ella -
loskomen huir de las drogas - van de drugs afkomen |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
huir (ww.) | deserteren (ww.) ; het leger ontvluchten (ww.) ; in ontvangst nemen (ww.) ; krijgen (ww.) ; ontsnappen (ww.) ; ontvangen (ww.) ; opstrijken (ww.) ; vlieden (ww.) ; vluchten (ww.) ; weglopen (ww.) ; wegvluchten (ww.) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `huir`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abandonarES: aceptarES: arrancarseES: cederES: correrES: desbandarseES: desertarES: discurrirES: embolsarES: embolsarse