Vertalingen herir ES>NL
herir
werkw.
1) producir una lesión en los tejidos exteriores del cuerpo por incisión o contusión anatomie -
verwonden Lo hirió gravemente con una sierra. - Hij heeft hem zwaar verwond met een motorzaag. |
2) provocar un sufrimiento o agravio moral a alguien -
kwetsen Sus comentarios irónicos me herían profundamente. - Zijn ironisch commentaar heeft me diep gekwetst. |
3) causar un sentimiento irritante y molesto a los sentidos -
pijn doen Esos colores tan fuertes hieren la vista. - Zulke felle kleuren doen pijn aan de ogen. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
herir (ww.) | pijn bezorgen (ww.) ; zich verwonden (ww.) ; zich pijn doen (ww.) ; zich bezeren (ww.) ; zeer doen (ww.) ; vuren (ww.) ; verwonden (ww.) ; smaden (ww.) ; schoten lossen (ww.) ; schieten (ww.) ; schaden (ww.) ; pijn doen (ww.) ; afschieten (ww.) ; kwetsen (ww.) ; kwaadspreken (ww.) ; krenken (ww.) ; knauwen (ww.) ; grieven (ww.) ; deren (ww.) ; blesseren (ww.) ; bezeren (ww.) ; beschadigen (ww.) ; belasteren (ww.) ; afvuren (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `herir`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: afectarES: afrentarES: agraviarES: aporrearES: blasfemarES: calumniarES: cazarES: chocarES: contundirES: contusionar