Vertaal
Naar andere talen: • herir > DEherir > ENherir > FR
Vertalingen herir ES>NL

herir

werkw.
Uitspraak:  [eiɾ]

1) producir una lesión en los tejidos exteriores del cuerpo por incisión o contusión anatomie - verwonden
Lo hirió gravemente con una sierra. - Hij heeft hem zwaar verwond met een motorzaag.

2) provocar un sufrimiento o agravio moral a alguien - kwetsen
Sus comentarios irónicos me herían profundamente. - Zijn ironisch commentaar heeft me diep gekwetst.

3) causar un sentimiento irritante y molesto a los sentidos - pijn doen
Esos colores tan fuertes hieren la vista. - Zulke felle kleuren doen pijn aan de ogen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
herir (ww.) pijn bezorgen (ww.) ; zich verwonden (ww.) ; zich pijn doen (ww.) ; zich bezeren (ww.) ; zeer doen (ww.) ; vuren (ww.) ; verwonden (ww.) ; smaden (ww.) ; schoten lossen (ww.) ; schieten (ww.) ; schaden (ww.) ; pijn doen (ww.) ; afschieten (ww.) ; kwetsen (ww.) ; kwaadspreken (ww.) ; krenken (ww.) ; knauwen (ww.) ; grieven (ww.) ; deren (ww.) ; blesseren (ww.) ; bezeren (ww.) ; beschadigen (ww.) ; belasteren (ww.) ; afvuren (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `herir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: afectar
ES: afrentar
ES: agraviar
ES: aporrear
ES: blasfemar
ES: calumniar
ES: cazar
ES: chocar
ES: contundir
ES: contusionar