Vertaal
Naar andere talen: • florecer > DEflorecer > ENflorecer > FR
Vertalingen florecer ES>NL

I florecer

werkw.
Uitspraak:  [floɾe'ɑueɾ]

1) dar flores plantkunde - bloeien
Los crisantemos florecen en febrero y marzo. - De chrysanten bloeien in februari en maart.

2) prosperar algo en importancia - floreren
El comercio florece por el turismo local. - De handel bloeit vanwege het plaatselijke toerisme.

3) existir en un tiempo y lugar determinados - hoogtij vieren
La nouvelle vague floreció en Francia a mediados del siglo XX. - De nouvelle vague vierde hoogtij in Frankrijk halverwege de 20e eeuw.


II florecerse

werkw.
Uitspraak:  [floɾe'ɑueɾse]

ponerse mohoso un alimento - beschimmelen
se floreció el pan - het brood is beschimmeld

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
florecer (ww.) opfleuren (ww.) ; wassen (ww.) ; vernieuwen (ww.) ; verbeteren (ww.) ; tot volle wasdom komen (ww.) ; tot hoogconjunctuur komen (ww.) ; tot bloei komen (ww.) ; tieren (ww.) ; renoveren (ww.) ; opbloeien (ww.) ; ontplooien (ww.) ; herstellen (ww.) ; hernieuwen (ww.) ; goed lopen (ww.) ; gedijen (ww.) ; floreren (ww.) ; bloeien (ww.)
florecer bloeien
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `florecer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: actualizar
ES: alzar
ES: aventajar
ES: brotar
ES: cambiar
ES: dearrollarse
ES: desarrollar
ES: desarrollarse
ES: estar en auge
ES: florar