Vertalingen enseñar ES>NL
enseñar
werkw.
1) hacer que alguien aprenda algo -
onderwijzen enseñar inglés - engels onderwijzen |
2) hacer ver de forma práctica cómo se hace, usa o sucede una cosa -
leren Mi padre me enseñó a montar en bicicleta. - Mijn vader heeft me geleerd om te fietsen. |
3) dar ejemplo que sirva de experiencia -
leren Nos enseñaron a respetar a la familia. - Ze hebben ons geleerd om respect te hebben voor de familie. |
4) mostrar a alguien alguna cosa -
laten zien enseñar los dientes al dentista - de tanden aan de tandarts laten zien |
5) dejar ver involuntariamente algo -
per ongeluk te zien zijn Se cayó y enseñó su ropa interior. - Ze viel waardoor we per ongeluk haar ondergoed te zien kregen. |
6) dar indicaciones a alguien -
wijzen enseñar un recorrido - een route wijzen |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
enseñar (ww.) | oprijzen (ww.) ; voorlichten (ww.) ; voordedaghalen (ww.) ; vertonen (ww.) ; tevoorschijntoveren (ww.) ; tevoorschijnhalen (ww.) ; tentoonstellen (ww.) ; scholen (ww.) ; rijzen (ww.) ; aanbieden (ww.) ; opleiden (ww.) ; ontspinnen (ww.) ; onderwijzen (ww.) ; onderrichten (ww.) ; lesgeven (ww.) ; exposeren (ww.) ; bijbrengen (ww.) ; aanleren (ww.) |
Bronnen: interglot; Omegawiki.org
Voorbeeldzinnen met `enseñar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: adiestrarES: adoctrinarES: advertirES: amaestrarES: anunciarES: apuntarES: atestiguarES: capacitarES: comunicarES: corregir