Vertaal
Naar andere talen: • enseñar > DEenseñar > ENenseñar > FR
Vertalingen enseñar ES>NL

enseñar

werkw.
Uitspraak:  [ense'ɲaɾ]

1) hacer que alguien aprenda algo - onderwijzen
enseñar inglés - engels onderwijzen

2) hacer ver de forma práctica cómo se hace, usa o sucede una cosa - leren
Mi padre me enseñó a montar en bicicleta. - Mijn vader heeft me geleerd om te fietsen.

3) dar ejemplo que sirva de experiencia - leren
Nos enseñaron a respetar a la familia. - Ze hebben ons geleerd om respect te hebben voor de familie.

4) mostrar a alguien alguna cosa - laten zien
enseñar los dientes al dentista - de tanden aan de tandarts laten zien

5) dejar ver involuntariamente algo - per ongeluk te zien zijn
Se cayó y enseñó su ropa interior. - Ze viel waardoor we per ongeluk haar ondergoed te zien kregen.

6) dar indicaciones a alguien - wijzen
enseñar un recorrido - een route wijzen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
enseñar (ww.) oprijzen (ww.) ; voorlichten (ww.) ; voordedaghalen (ww.) ; vertonen (ww.) ; tevoorschijntoveren (ww.) ; tevoorschijnhalen (ww.) ; tentoonstellen (ww.) ; scholen (ww.) ; rijzen (ww.) ; aanbieden (ww.) ; opleiden (ww.) ; ontspinnen (ww.) ; onderwijzen (ww.) ; onderrichten (ww.) ; lesgeven (ww.) ; exposeren (ww.) ; bijbrengen (ww.) ; aanleren (ww.)
Bronnen: interglot; Omegawiki.org


Voorbeeldzinnen met `enseñar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: adiestrar
ES: adoctrinar
ES: advertir
ES: amaestrar
ES: anunciar
ES: apuntar
ES: atestiguar
ES: capacitar
ES: comunicar
ES: corregir