Vertaal
Naar andere talen: • clavar > DEclavar > ENclavar > FR
Vertalingen clavar ES>NL

I clavar

werkw.
Uitspraak:  [klaaɾ]

1) introducir con presión una cosa acabada en punta dentro de otra - steken
clavar un puñal - steken met een mes

2) fijar algo con clavos - (vast)spijkeren
clavar la tapa de un ataúd - de deksel van een doodskist vastspijkeren

3) fijar en intensamente la mirada en otro - vestigen
Lo vio y le clavó unos ojos llenos de ira. - Hij zag hem en vestigde een woedende blik op hem.

4) dejar sin reacción a otra persona - verstomd doen staan
La noticia lo clavó en su asiento. - Het nieuws liet hem vastgenageld in zijn stoel staan.

5) hacer muy bien una cosa - voor elkaar krijgen
Clavó cinco goles en el partido de fútbol. - Hij kreeg vijf doelpunten voor elkaar tijdens de voetbalwedstrijd.


II clavar

werkw.

cobrar por algo más de lo que vale - afzetten
En esa tienda nos clavan seguro. - In deze winkel worden we zeker afgezet.


III clavarse

werkw.
Uitspraak:  [klaaɾse]

pararse de manera repentina algo que está en movimiento - plotseling stoppen
El automóvil se clavó delante del semáforo. - De auto stopte plotseling voor het stoplicht.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
clavar (ww.) aantasten (ww.) ; aanvreten (ww.) ; bederven (ww.) ; beschadigen (ww.) ; klinken (ww.) ; opkruisen (ww.) ; oplaveren (ww.) ; spijkeren (ww.) ; timmeren (ww.) ; vastnagelen (ww.) ; vastslaan (ww.) ; vastspijkeren (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `clavar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abastecerse de
ES: aguijar
ES: aguijonear
ES: aniquilar
ES: aplastar
ES: astillar
ES: bandearse
ES: bordear
ES: crucificar
ES: cruzar