Vertalingen clavar ES>NL
I clavar
werkw.
1) introducir con presión una cosa acabada en punta dentro de otra -
steken clavar un puñal - steken met een mes |
2) fijar algo con clavos -
(vast)spijkeren clavar la tapa de un ataúd - de deksel van een doodskist vastspijkeren |
3) fijar en intensamente la mirada en otro -
vestigen Lo vio y le clavó unos ojos llenos de ira. - Hij zag hem en vestigde een woedende blik op hem. |
4) dejar sin reacción a otra persona -
verstomd doen staan La noticia lo clavó en su asiento. - Het nieuws liet hem vastgenageld in zijn stoel staan. |
5) hacer muy bien una cosa -
voor elkaar krijgen Clavó cinco goles en el partido de fútbol. - Hij kreeg vijf doelpunten voor elkaar tijdens de voetbalwedstrijd. |
II clavar
werkw.
cobrar por algo más de lo que vale -
afzetten En esa tienda nos clavan seguro. - In deze winkel worden we zeker afgezet. |
III clavarse
werkw.
pararse de manera repentina algo que está en movimiento -
plotseling stoppen El automóvil se clavó delante del semáforo. - De auto stopte plotseling voor het stoplicht. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
clavar (ww.) | aantasten (ww.) ; aanvreten (ww.) ; bederven (ww.) ; beschadigen (ww.) ; klinken (ww.) ; opkruisen (ww.) ; oplaveren (ww.) ; spijkeren (ww.) ; timmeren (ww.) ; vastnagelen (ww.) ; vastslaan (ww.) ; vastspijkeren (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `clavar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abastecerse deES: aguijarES: aguijonearES: aniquilarES: aplastarES: astillarES: bandearseES: bordearES: crucificarES: cruzar