Vertalingen cosa ES>NL
la cosa
zelfst.naamw.
1) todo lo que tiene entidad -
iets comprar / comer / decir / pensar una cosa - iets kopen / eten / zeggen / denken |
2) aquello que se piensa, se dice o se hace -
ding Tengo muchas cosas en que pensar. - Ik heb veel dingen waar ik aan moet denken |
3) objeto inanimado en contraste con un ser animado -
voorwerp Las personas no son cosas. - Personen zijn geen voorwerpen. |
4) en enunciados negativos toma el valor de nada -
niets No hay cosa en el mundo que quiera más que a ti. - Er is niets in de wereld waar ik meer van houd dan jou. |
5) acontecimiento que perturba a una o más personas -
ding Esas cosas no se hacen. - Dat soort dingen doe je niet. |
como quien no quiere la cosa (=con disimulo) - ongemerkt
Debes presentártele como quien no quiere la cosa. - Je moet je ongemerkt aan hem voorstellen.
|
como si tal cosa (=como si nada hubiese acontecido) - alsof er niets is gebeurd
Después del terremoto estaba como si tal cosa. - Na de aardbeving was het alsof er niets gebeurd was.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
la cosa (v) | de aangelegenheid (v) ; de affaire ; het artikel ; het ding ; het geval ; goed (znw.) ; het item ; de kwestie (v) ; het materiaal ; het object ; het spul ; het voorwerp ; de winkel (m) ; de winkelzaak ; de zaak |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `cosa`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: acuerdoES: asuntoES: bienES: casoES: chismesES: comercioES: elementoES: enteES: entidadES: material