Vertalingen conjugar ES>NL
I conjugar
werkw.
1) articular varias cosas entre sí -
samenvoegen La mujer conjugó varias especias para la salsa. - De vrouw voegde verschillende kruiden samen voor de saus. |
2) enunciar ordenadamente las diferentes formas de un verbo grammatica -
vervoegen Conjugó el verbo "amar" en el modo indicativo. - Hij vervoegde het werkwoord "amar" in de aanwijzende vorm. |
II conjugarse
werkw.
combinarse entre sí dos o más cosas con un resultado -
zich verenigen Se conjugaron varias circunstancias para que me dieran el puesto de trabajo. - Door een samenloop van verschillende omstandigheden heb ik de baan gekregen. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
conjugar (ww.) | declineren (ww.) ; overeenbrengen (ww.) ; verbuigen (ww.) ; vervoegen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `conjugar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: ajustarES: cascarES: compaginarES: conciliarES: declinarES: flectar la cabezaES: fusionarES: reunirES: unir