Vertaal
Naar andere talen: • residir > DEresidir > ENresidir > FR
Vertalingen residir ES>NL

residir

werkw.
Uitspraak:  [resi'ðiɾ]

1) vivir una persona en un lugar de forma habitual - wonen
Es de Sevilla, pero reside en Valladolid. - Hij is van Sevilla maar hij woont in Valladolid.

2) tener una cosa su causa o explicación en otra - berusten
El problema reside en este punto. - Het probleem berust op dit punt.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
residir (ww.) bewonen (ww.) ; gevestigd zijn (ww.) ; gezeten zijn (ww.) ; leven (ww.) ; logeren (ww.) ; resideren (ww.) ; verblijfplaats hebben (ww.) ; verblijven (ww.) ; wonen (ww.) ; zetelen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `residir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: alojar
ES: alojarse
ES: domiciliarse
ES: estar
ES: estar domiciliado
ES: haberse establecido
ES: habitar
ES: hallarse
ES: morar
ES: ocupar